Oorlogskinderen tweede generatie (of de "naoorlogse generatie") zijn de kinderen van ouders die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en de psychische gevolgen daarvan onbewust hebben doorgegeven, via onverwerkte trauma's, een onveilige opvoeding (zwijgen of juist overmatige zorg), of loyaliteit.
Vier kinderen en vier heel verschillende belevingen. Maar er zijn ook overeenkomsten in hoe ze met het schurende erfgoed om gaan. Dat ontdekken ze als ze na vijfentwintig jaar verwijdering weer in gesprek komen.
Josephine en haar oudste broer hebben veel van de spanning in huis meegekregen maar zijn daar heel anders mee omgegaan. Door dit boek hoort haar broer hoe het voor Josephine was dat hij vijfentwintig jaar nauwelijks contact met haar had.
De naoorlogse oom en tante van Josephine praten over hoe het was om dit boek over hun moeder en hun eigen gezin te lezen door de ogen van hun nicht. Hoe zij hebben proberen om te gaan met de littekens die de oorlog had nagelaten in de persoonlijkheid van hun moeder.
Josephine vertelt hoe het was om op te groeien in een familie waarin werd gezwegen over het verleden en hoe ze door het schrijven van dit boek dichter bij het verleden van haar grootmoeder kwam, hoe het was om in het verhaal te duiken van haar gedwongen adoptie, het misbruik en haar overlevingsstrijd in het Jappenkamp. Het tweede generatie kamp syndroom.